zondag 1 maart 2009

Iedereen rijdt zwart

[Column De Groene Amsterdammer 27 feb 2009]

Zoals bladen voor tienermeisjes om de zoveel nummers een artikel brengen rond de vraag ‘hoe word ik fotomodel’, zo komen er voor volwassenen geregeld boekjes op de markt rond de vraag ‘hoe schrijf ik een bestseller’.
In Nederland is literair agent Paul Sebes zijn boekje Bestseller nu aan het uitmelken in een hoekje in de Volkskrant, in Vlaanderen lanceerde Bart van Lierde onlangs het handboek Een bestseller schrijven voor dummies (zie afbeelding).
Met ‘hoe schrijf je boek’ hoef je in deze dagen niet meer aan te komen. Bestsellers willen we maken, rijk worden zonder er veel voor te hoeven doen, en wel onmiddellijk. Nu dat met hedge funds niet zo gemakkelijk meer gaat, storten we ons maar op de literatuur.
In een krant las ik laatst over de keerzijde van de kredietcrisis. Ontslagen bankmedewerkers hebben eindelijk tijd hun oude dromen te verwezenlijken, zoals een avontuurlijke reis maken of, jawel, ‘een boek schrijven’. Lees: een bestseller schrijven.
Dat de bestselleritis ook in het hobbycircuit is toegeslagen, is niet verwonderlijk. Onder uitgeverijen en boekhandelaren is het al lang de praktijk om kritiekloos mee te rijden in de achtbaan van de bestseller-hype. De tachtig-twintigregel, heet dat in uitgeversland: tachtig procent van je fonds wordt betaald door de twintig procent goedverkopende boeken. Inmiddels is die verhouding ongeveer negentig-tien. Uitgevers weten echter nooit van tevoren welke boeken zich tot die tien procent bestsellers zullen ontpoppen (zie verrassingssuccessen als Harry Potter en Joe Speedboot), en geven dus steeds meer ‘titels’ uit.
Iedereen mag een gooi doen naar de jackpot. Figuren als Sebes en Van Lierde hebben dubbele loten: hun zelfhulpboekjes faciliteren de consument in de loterij, en dingen tegelijkertijd zelf mee naar de top-10 noteringen. Dat verhullen is niet meer nodig. Opzichtig mikken hun hijgerige titels op de gunst van het grote getal.
‘Hoe gaat het met je boek?’ vragen kennissen en vrienden me geregeld. Nadat ik dan wat gestameld heb (want wat kun je hierop antwoorden? Een roman is toch wat anders dan een dochter, huisdier of partner, die griep kan krijgen), blijkt wat men eigenlijk wilde vragen: hoe verkóópt het boek? Hoeveelste druk. Oplagen. Harde cijfers graag.
Als in het land van de letteren het cijfer gaat overheersen, gebeuren er grappige dingen. Bijvoorbeeld dat elk nieuw boek, ook als het een serieuze roman is, moet worden vermomd als een populair boek, in aanbiedingscatalogi gekenschetst als ‘peilloos diep’, ‘hartverscheurend’ of ‘bloedstollend’. Met het aangroeien van de onverantwoord hoge boekenstapel (er verschijnt dagelijks een nieuwe roman!) moet de volumeknop van de megafoon steeds hoger.
Een boekhandel kun je alleen nog bezoeken met mentale oordopjes in. Voorbij de hitparadetafels, schreeuwposters en seizoensgebonden themastellages kun je misschien, na wat speurwerk, iets vinden dat mogelijk een serieus boek kan zijn. Maar hoe lang nog? Een schrijver van serieuze boeken kan misschien beweren dat hij slechts ‘voor een klein publiek’ wil schrijven, maar om deze selecte kring van Feingeisten te bereiken, zal hij zich toch eerst tot het gehele publiek moeten wenden. De Feingeist klopt niet uit eigen beweging bij de auteur aan.
De serieuze schrijver zal dus, samen met zijn uitgever, tot de conclusie komen dat er niets anders opzit dan mee te dansen in het circus van de bestsellers, hij zal dus een kostuum uitkiezen, zijn boek vermommen in een jasje met kek superlatievenmotief, en plaatsnemen aan de roulettetafel waar hij zijn werk inzet in het grillige spel.
Tot zijn verbazing blijkt hij in dit casino omringd te zijn door auteurs die hun rijbewijs gehaald hebben bij Paul Sebes of Bart van Lierde. Hij is omringd door dummies en ex-bankiers. Stonden voorheen de uitgevers en boekhandels nog als strenge uitsmijters bij de ingang om bezoekers te weigeren op grond van hun gebrek aan kwaliteit, tegenwoordig is het carnaval en mag elke gek die drie zinnen achter elkaar kan schrijven erin.
“Ze rijden eersteklas op een tweedeklas kaartje,” typeerde Vladimir Nabokov deze schrijvers, in de tijd dat de populaire bestseller net opkwam. Je vraagt je af hoe groot zijn schrik moet zijn als hij de huidige situatie zou kunnen zien: iedereen rijdt zwart, en de conducteurs staan erbij te juichen.

Geen opmerkingen: