woensdag 7 juli 2010

McLibris


[Column de Groene Amsterdammer van vorige week]


De boekhandel verhoudt zich tot de schrijver als de speakerset tot de cd-speler. Je kunt nog zo'n voortreffelijke cd-collectie hebben, en nog zo'n geavanceerd apparaat, het zijn uiteindelijk de luidsprekers die het kunnen maken of verprutsen.

Toen de Libris Literatuurprijs dit jaar naar een verhalenbundel ging (Kleine dagen, Bernard Dewulf) werd kort daarop besloten dat voortaan alleen nog maar romans mogen meedingen. Twee redenen voert de firma Libris aan in een verklaring: 'de wens om maximale duidelijkheid te verschaffen en het toenemende aantal grote inzendingen met veelsoortig proza.'


Een tikje vreemd.


Een boekenketen die met een jaarlijkse prijs de Nederlandse literatuur een steuntje in de rug wil geven, zou toch niet vijandig moeten staan tegenover een toenemend aantal grote inzendingen met veelsoortig proza?


In plaats daarvan besluit de keten dat het maar eens uit moet zijn met die veelsoortigheid. Romans willen ze voortaan hebben, en niets anders. En waarom? Dat blijft met die verklaring onduidelijk.


De eerste wens - maximale duidelijkheid verschaffen - is meteen al niet uitgekomen. Het antwoord ligt overigens voor de hand: verhalenbundels verkopen niet. De mensen van de firma Libris zullen bijkans nog meer teleurgesteld zijn geweest dan Tom Lanoye, toen de naam van Dewulf viel.


Omstandig legt het Librisprijs-bestuur op de website uit dat het besluit om af te rekenen met de veelsoortigheid al genomen was in het najaar van 2009. Bij zulke refutatio's moet ik altijd denken aan Bismarcks uitspraak: 'Geloof niets in de politiek tenzij het officieel wordt ontkend.' Het heeft ook veel weg van die voetballers die een tegenstander pootje haken en direct daarop de vermoorde onschuld uithangen, met de handjes in de lucht. Ik deed niks hoor, echt niet!


En dan nog. Wanneer de firma Libris precies besloot verhalenbundels te tackelen doet er weinig toe. Voornamer is dat zo'n decreet weer eens bewijst wat een macht de boekhandelaar heeft in het literaire veld. Vanaf dit jaar zullen er waarschijnlijk heel wat verhalenbundels verschijnen die de genreaanduiding roman voeren, om mee te kunnen dingen.


Het onderscheid is natuurlijk nooit waterdicht geweest. Elke verhalenbundel zal een eenheid nastreven, en een zorgvuldige compositie zijn. Denk aan zo'n boek als Roem van Daniel Kehlmann, dat onlangs de Prix Cévennes won. Dat zou je gerust een verhalenbundel kunnen noemen, als je niet wist dat die dingen niet verkopen. Roman, zegt de Nederlandse vertaling dan ook. Ein Roman in neun Geschichten, durft het Duitse omslag nog wel te zeggen.


De boekhandels zijn de luidsprekers van de schrijver en als zij besluiten dat verhalenbundels en novellen niet verkopen, dan komen die werken ook nergens meer 'horizontaal' te liggen en staan ze weggemoffeld in een kastje met het label 'Onverkoopbare meuk die we ook nog hebben'.


Twee jaar geleden was er een aanverwant relletje rond de Gouden Uil in België. Die ging naar Marc Reugebrinks roman Het grote uitstel. Een onbekend en dus onverkoopbaar boek, klaagde de sponsor (boekhandelketen De Standaard), die 'slechts' negenduizend exemplaartjes wist te slijten. Kort daarop - en over het causale verband lopen tot vandaag nog stevige discussies - zijn jury en organisator van de prijs vervangen.


Ik snap die boekhandelketens niet. Blijkbaar willen ze alleen bestsellers met een prijs bekronen. Maar die bestsellers verkopen toch ook al zonder prijs? Plemp ze in torenhoge stapels in je kiosken, bij je kassa's en in je toptien, en houd dit weken achter elkaar stug vol met een en dezelfde 'titel' en je doel is bereikt, de honderdduizend gehaald, en je kunt weer door, het publiek op de volgende bestseller trakteren.


Ik snap die boekhandelketens werkelijk niet. Zo'n firma sponsort een literaire prijs toch juist om literaire kwaliteit buiten het reguliere massa-aanbod boven water te krijgen? Maar nee, het is juist de veelsoortigheid van het proza waar de ketens nadrukkelijk vanaf willen. Het streven is een maximale versmalling van het assortiment. Zoals overal garandeert eenvormigheid en massaliteit efficiëntie en omzet. Het maakt die ketens niet uit of ze dat bereiken met boeken, overhemden of hagelslag.


McLibris, I'm lovin' it.


Op papier heeft de literatuur nog een status waarin ze bescherming geniet tegen het platte marktmechanisme, met een laag btw-tarief, een vaste boekenprijs of met literaire prijzen. In de praktijk is dat zoiets als het obligate paragraafje 'verantwoord en duurzaam ondernemen' dat bedrijven in hun jaarverslagen opnemen.


Dankzij McLibris verschijnen er de komende jaren nog meer romans, namelijk al die verhalenbundels die terecht menen ook mee te moeten dingen. Het gevolg is dat de 'roman' een nog grotere vergaarbak wordt van allerhande prozateksten. De lectuur zat er al bij, de thrillers en de chicklits, net als de novelles. Nog even en ook toneelstukken, biografieën en gedichtenbundels krijgen het woord 'roman' opgestempeld.


Pas maar op, Libris. Dit kan wel eens een verontrustende toename zijn van veelsoortig proza.


donderdag 1 juli 2010

Kolenboeren


Nog een reden om geen nieuwe kolencentrales te bouwen: er kleeft bloed aan die kolen, ingekocht bij bedrijven die moorden in Colombia, en bij Zuid-Afrikaanse mijnen die de gezondheid van de omwoners schaden. Dat onthulde Netwerk deze week.


Als argument vóór nieuwe kolencentrales heeft de politiek altijd aangevoerd dat we geen keus hebben: de energiebehoefte neemt toe, duurzame energie is er nog niet en we willen niet afhankelijk zijn van import uit het buitenland.


Dus we bouwen nieuwe centrales, stoken er kolen in die Zuid-Afrikanen longkanker bezorgen, vangen de CO2 op en slaan die voor eeuwig op onder woonwijken, saboteren onderzoeken naar de gevaren hiervan - zoals Zembla onlangs liet zien -, en dat doen we allemaal als… tijdelijke overbrugging naar duurzame energie.


Dat wil er bij mij niet in. De Zembla-uitzending over CO2-opslag toonde aan hoe groot de invloed is van energiemaatschappijen op de politieke besluitvorming. Zoals de elektrische auto in de jaren zeventig al rijp voor productie was maar werd tegengehouden door de olie-industrie, zo heeft het er nu alle schijn van dat duurzame energie in Nederland tegen wordt gehouden door kolenstokers die teveel verdienen aan de status quo.


Na de privatisering zijn die zich als prijsvechters gaan gedragen, snapt niemand z’n energienota meer, en ligt onze duurzaamheidagenda in handen van multinationals en andere middenstandsbazen.


Liberalisme is leuk, maar je kunt er ook in doorschieten. Zoiets elementairs als ons gas en licht had nooit zo radicaal aan de marktwerking overgelaten mogen worden. Stel je eens voor dat we ons bosbeheer, ons basisonderwijs of ons leger gaan opsplitsen in winstmakende, onderling concurrerende bedrijven.


De politiek laat zich gijzelen door een onthutsend immorele industrie en vraagt intussen wel van huishoudens een symbolisch offer: dat ze hun gloeilampen vervangen door spaarlampen, wat amper besparing geeft, maar wel operatiekamerlicht, want die krengen zijn niet dimbaar.


De gloeilampen verdwijnen voordat er een goed alternatief is ontwikkeld, en met de stopcontacten is het andersom: die blijven langdurig vuil, terwijl alle alternatieven al lang voorhanden zijn.