zondag 18 januari 2009

Acrobatiek


[Column in De Groene Amsterdammer]


The Times Literary Supplement koop ik om de een of andere reden altijd alleen in het buitenland. Waarschijnlijk omdat het zo’n mooi attribuut is voor de kosmopolitische reizigersromantiek. Alleen al de aankoop ervan - ’s ochtends bij een kioskverkoper die tussen kranten- en bladenwanden zit ingemetseld - maakt dat je je een man of letters waant. En zit je even later aan een cafétafel met het uithangbord TLS duidelijk zichtbaar voor personeel en passanten, dan voel je je de rest van de dag een onzichtbaar gekroonde.



Dat is natuurlijk kinderachtig, snobistisch en mogelijk zelfs een tikkeltje aanstellerig, maar aan de andere kant: ik doe er vrijwel niemand kwaad mee. Bovendien zet het blad je aan het denken. Tientallen diepgravende boekbesprekingen van duizenden woorden per stuk, waar je dagen zoet mee bent, geschreven door bepaald niet de minsten, en dat op wekelijkse basis: waarom hebben we in Nederland zoiets niet?



Lange boekbesprekingen raken hier uit de mode. Bij Vrij Nederland is de Republiek der Letteren sterk geminimaliseerd. De boekenbijlage van NRC Handelsblad heeft na een restyling veel besprekingen van slechts vierhonderd woorden. En bij zijn aantreden als nieuwe hoofdredacteur van HP/deTijd mopperde Jan Dijkgraaf: ‘Het blad doet heel veel aan literatuur, elke week weer vele pagina’s. Waarom dat niet wat minder en eens per kwartaal een literatuurspecial? Dan levert het nog wat op.’



Sommige literaire tijdschriften proberen in het ontstane gat te springen. Zo mocht ik onlangs in De Revisor maar liefst vijfentwintighonderd woorden schrijven over de nieuwste Philip Roth. Desondanks zie je nog niemand kinderlijk content met De Revisor als snobistisch attribuut in het café zitten.



‘Kasplantjes’ noemde Vrij Nederland de literaire tijdschriften vorige week, en portretteerde er een aantal, wat het beeld opleverde van het literaire tijdschrift als clubblad van aimabele (wo)men of letters die maandelijks bijeenkomen om te drinken en te dineren. De oplagen komen niet boven de duizend exemplaren.



Toen ik studeerde werd de indruk gewekt dat bladen als Forum, Tirade, De Gids en De Revisor de zenuwcentra van ons literaire leven waren, met fameuze vetes, over elkaar heen buitelende stromingen en polemieken met de impact van aardbevingen. Dat beeld is óf zwaar vertekend óf totaal passé. Of allebei natuurlijk.



In elk geval hangen ze nu aan het infuus van subsidie en liefdewerk oud papier. Een aantal liet het loodje, de rest strijdt met de nobele bravoure van de gemarginaliseerde tegen de tirannie van de massaliteit.



Dat brengt mij op het volgende proefballonnetje. Als die bladen elkaar toch niet meer polemisch in de haren vliegen, grotendeels bij uiteindelijk dezelfde uitgeversgroep zijn ondergebracht, allemaal bezig zijn aan hun langgerekte zwanenzang, allemaal in dezelfde lezersvijver vissen, allemaal dezelfde verdieping nastreven, namelijk díe verdieping die nu in dag- en weekbladland ernstig onder druk staat, zou het dan niet te overwegen zijn om de literaire tijdschriften samen te laten gaan?


Ik zie een wekelijkse of tweewekelijkse stevige tabloid voor me, met tientallen stukken van duizenden woorden, van de hand van bepaald niet de minsten, met diepgravende besprekingen, proza, poëzie en essays.


Ik begrijp ook wel dat dit gevaarlijk is. Hoewel ik de bescheiden hoffelijkheid die schrijvers eigen is daarmee misschien geweld aan doe, is het theoretisch denkbaar dat bepaalde (wo)men of letters niet graag samen in één ruimte bivakkeren, laat staan in één tijdschrift. Dat vereist dus wat acrobatiek in de redactionele samenstelling. Die zou je bijvoorbeeld roulerend kunnen inrichten.


En bovendien bieden eventuele jalousie de métier, egostrijd en de laatste restjes kongsivorming juist een uitgelezen kans om zo’n blad spraakmakend te laten zijn, polemieken te genereren met de impact van aardbevingen. Toekomstige studenten zullen leren hoe dit blad het zenuwcentrum van ons literaire leven werd.


De kunst is om er een blad van te maken waarvan je het als boekenlezer, literatuurliefhebber en schrijver-in-spe (alleen die laatste populatie heeft al een omvang van een miljoen) niet kunt permitteren er niet af en toe mee gezien te worden in het café. Ik bedoel: dan levert het nog wat op.

Alleen al de aankoop ervan maakt dat je je een (wo)man of letters waant.

Geen opmerkingen: