woensdag 22 december 2010

Sneeuw en de schoonheid van de stagnatie


[NRC Handelsblad, gisteren]



Het janusgezicht van de winter. Dat is waar de journaals van de afgelopen dagen grotendeels mee gevuld waren: volle stationshallen versus sleeënde kinderen. Eerst de doorgedraaide vliegvakantiegangers, dan het stille Brueghellandschap. Eerst het strooizout dan de snert.


Sneeuw polariseert. Sneeuw legt de tegenstellingen bloot tussen het functioneel en logistiek georiënteerde deel van onze bevolking (forenzen, chauffeurs, middenstanders) en het bevolkingsdeel met een esthetische, sportieve of avontuurlijke blik (lanterfanters, kinderen, kunstenaars).


Instinctief neig ik ernaar het voor die laatste groep op te nemen, al heb ik ook hinder ondervonden van het weer, en hoop ik vurig op een allesbehalve witte kerst. Maar omdat de schoonheid van besneeuwde bossen, besleebare heuvels en schaatsgrage vennetjes al gul zijn bezongen, wil ik hier een nieuw type schoonheid aan de orde brengen, dat nog te weinig aandacht kreeg.


Ik bedoel de schoonheid van de stagnatie. Zo’n tijdelijke ontwrichting door winterweer biedt een zeldzaam inkijkje in hoe de wereld in elkaar zit, in de waanzinnige belasting van onze transportkanalen en onze gewenning aan beschikbare mobiliteit. Er schuilt poëzie in helikopterbeelden van geparkeerde Boeings, weggedoken in hun witte vacht, evenals in lege vertrekborden met daaronder de oranje lichtkrantletters: de NS wenst u prettige feestdagen.


Net als bij het wegvallen van een internetverbinding voelen we ons eerst even reddeloos verloren, om vervolgens te ontdekken dat het wel iets bevredigends heeft om even off line te zijn. Ineens valt er een stramien weg dat al zo vertrouwd was dat je het niet meer waarnam, en moet je je à l’improviste zien te redden.


Sneeuw gunt de wereld een adempauze. Zelf benutte ik die door uit het raam te staren en ongeveer het volgende te denken. Onze geschiedenis is er een van bouwen, dat wil zeggen: van beschermzones optrekken tegen het noodlot. Dat heeft achtereenvolgens de gezichten gedragen van natuurgeweld, van concurrerende diersoorten en rivaliserende medemensen. Het domein van het ‘buiten’ is steeds verder uitgedijd en omvat inmiddels alle ongemak in de breedste zin van het woord.


Tegenover het grote buiten van de schepping (bergen, vlakten, zeeën, sterren, kosmos), maakten wij ons herbergzame binnen, gemodelleerd naar de utopie van een onbegrensde indoorrealiteit. Vliegvelden naderen dit ideaal al heel behoorlijk, met hun twentyfour-seven geopende kiosken, bars, shops, kappers en geïntegreerde hotels, overdekte steden-in-steden, die hun kont naar de natuur hebben toegekeerd en even onverschillig zijn voor de loop van de zon als voor de wisseling van de seizoenen. Binnen die microkosmos houden we de temperatuur, de luchtvochtigheid en de toevoer van drankjes en versnaperingen constant.


Ook op kleinere schaal streven we het ideaal na van een leven zonder fluctuaties. Denk aan uw eigen auto, of aan die grote, luxe en veelal verbluffend sfeerloze hotels met parkeergarages waarvan de lift regelrecht in de lobby uitkomt. De periode dat je huid kan blootstaan aan lucht die niet zojuist nog door een airco heen is geslingerd, is teruggedrongen tot een minimum.


Volgens Epicurus zijn we gelukkig voor zoverre we er in slagen het lijden te vermijden. Onze tijd lijkt een radicaal doorgevoerd epicurisme na te streven, een egale wereld, waarin de condities optimaal zijn gereguleerd en waaruit elk noodlot is verdreven. Sijpelt er toch nog wat buitenwereld die cocon binnen, dan is onze reactie er een van verontwaardiging.


This is totally unacceptable for an international airport,’ vertelde een mevrouw op Schiphol streng in een NOS-microfoon. Ze gedroeg zich alsof zij eigenhandig een rimpelloos luchtvaartimperium had opgebouwd, een branche die ze tot in de haarvaten kende, en zich nu geconfronteerd zag met het prutswerk van een zooitje onbehouwen Hollandse boeren. Het was echter de sneeuw die haar verjoeg uit haar artificiële paradijs. Ik stel me voor hoe die vrouw op een ochtend in een blokhut in Noorwegen ontwaakt, en een misprijzende blik op het versgevallen sneeuwpak werpt, ‘totally unacceptable!’


Sneeuw en vulkaanas zijn de laatste natuurkrachten die we nog niet volledig hebben weten te temmen. Dat kun je onacceptabel vinden, je kunt het ook beschouwen als voorzichtige vraagtekens bij ons modern epicurisme. Stel je eens voor dat we werkelijk de seizoenen tot stilstand konden brengen en ons voorgoed in een cocon tegen het buiten konden weren. Verstikkend zou dat zijn, dodelijk saai en hopeloos vervlakt.


Van tijd tot tijd blootstaan aan de elementen is een ervaring die we nodig hebben om gezonder, vitaler, humaner te zijn. Een doorgedraaide wereld, zonder af en toe de adempauze van een stagnatie, is, als je het mij vraagt, totaal onacceptabel.


2 opmerkingen:

Richard Trouwborst, Delft zei

We leven al langer in een stag-natie. Wat stagneert er nou niet in Neederland?

Marié Roux zei

Lekker om jou artikels te lees op jou blog, hou van nuwe boeke-background! :-)
Veel groeten