donderdag 26 juni 2008

Blessed are the cheesemakers


Waarom was de VOC zo succesvol? Ondermeer omdat andere Europese multinationals, zoals de Spaanse en de Portugese, zo dom waren hun heidense handelspartners te willen bekeren. Niets eergevoel, dacht de Nederlander, gewoon pakken die poen, en laat ze ondertussen maar hun kralen rijgen en hun totempalen aanbidden.

Die VOC-mentaliteit is terug, met als koplopers Friesland Foods en Zwanenberg worsten, die onder druk van een dreigende boycot in Jordanië een advertentie plaatsten waarin ze afstand namen van de film Fitna.

De motivatie ervoor is een staaltje hypocrisie in het kwadraat. Zwanenberg verklaart dat de advertentie via ‘een tussenpersoon’ tot stand kwam: ‘Wij praten niet met meneer Sheikh [=voorzitter van het actiecomité in Jordanië], dus wij zijn nergens voor gezwicht.’ Koop een gestolen auto van een tussenpersoon en waan jezelf Roomser dan de Paus.

En: ‘Je kunt geen zaken doen als je de geloofsovertuiging van een ander niet respecteert.’ Klinkt billik, maar in dit geval gaat het niet om het respecteren van een geloofsovertuiging, maar ook om een juridisch-politieke steun. Steun aan het comité van Sheikh betekent: steun voor de strijd voor een internationaal geldend verbod op belediging van religie, steun voor arrestatiebevelen voor filmmakers en cartoonisten.
Natuurlijk is het absurd dat men onze worstjes en kaasjes niet meer slikt vanwege zoiets futiels als een filmpje of een tekening, maar deze steunbetuiging is niet het passende antwoord op zoveel stupiditeit. Al is het maar omdat de producten nu in eigen land een verdacht bijsmaakje krijgen. Rechtsgeleerde Afshin Ellian is onmiddellijk gestopt met de consumptie ervan, zo begrijp ik uit zijn weblog, waarin hij oproept de ‘verraders’ te boycotten.
Smelt de kazen! Ban de bloedworsten! Het krijgt langzamerhand Monty Python-achtige trekken.
De export van Nederlandse bedrijven naar Jordanië bedraagt 0,6 procent van de totale export. Die kunnen we toch warempel wel missen, in dienst van ons vrije woord? Gooi er binnenslands een campagne tegenaan ter compensatie. Profileer jezelf als Vrije Woord Worst. En laat ons, met Monty Python, kunnen roepen: blessed are the cheesemakers!

donderdag 19 juni 2008

Oranjespeeches

Mooiste voetbalmoment tot nu toe: de scheidsrechter stuurt de bondscoaches van Duitsland en Oostenrijk van het veld. Op de Duitse tribune is geen plek meer voor coach Joachim Löw. Angela Merkel wil haar stoel afstaan. Merkel staat op. Löw aarzelt. De bondscoach en de bondskanselier, samen naast een lege stoel. De uiteinden raken elkaar: het platte volksvermaak en het elitaire landsbestuur.

Ik kan niet wachten tot Marco van Basten zijn zelfbeheersing verliest, en Jan Peter Balkenende, met zijn oranje stropdas met voetballetjesmotief, hetzelfde grootmoedige gebaar moet maken. Ook kan ik niet wachten tot Oranje kampioen is, en de politiek zal klaar staan om de overwinning uit te buiten. Waarschijnlijk zijn de speechschrijvers al aan het werk. Laten we over hun schouders meeloeren.

Die van Verdonk: ‘Mannen, jullie hebben laten zien dat we tróts kunnen zijn op Nederland! En tegen al die Nederlanders die jullie gesteund hebben, zou ik willen zeggen… (later invullen: aansporing om op TON te stemmen; recht in de camera kijken; kleding: Oranje sjaaltje met TON-logo. Voorbereid zijn op vragen over Kalou-zaak; strategie: nader te bepalen). ‘

Die van Balkenende: ‘Jullie hebben laten zien, met het hele team, dat Nederland een land is dat meetelt in Europa, een land dat niet bang is om voorop te lopen. (Vervolgens een bruggetje maken naar bedrijfsleven en economie; vergelijking met elftalteamgeest en dat van kabinet). ‘

Die van Rouvoet: ‘Voetbal is een sport die je met het hele gezin beleeft. En dat konden we zien. (Op beamer beelden projecteren van voetballers die na de overwinning hun kinderen op de arm nemen en het veld in dragen. Eventuele grappige noot: dat al deze spelers uit níet-geselecteerde embryo’s kwamen, en toch wisten te winnen.)’

Die van Wilders: ‘Het Nederlands elftal heeft aangetoond dat het mogelijk is om te winnen van al dat terroristische straattuig… (later in te vullen; op Islam focussen indien finale tegen Turkije; sowieso uitleggen dat dit land nooit een EU-lid mag worden).’

Nu alleen nog even winnen. Laat onze politici niet in hun hemdjes staan.

Dankwoordje bij uitreiking van het Gouden Ezelsoor


Bij het Boekenbal van dit jaar kregen alle bezoekers een flesje ezelinnenmelk toegestuurd, dat, zoals u misschien wel weet, de Oil of Olaz van de Klassieke Oudheid was. Ezelinnenmelk. En nu dus een Ezelsoor.
De ezel en de literatuur: ’t is een onafscheidelijk duo.
Een Gouden Ezelsoor nog wel. Het klinkt op het eerste gehoor een beetje alsof je de Gouden Eikel krijgt. De Ezel zit nu eenmaal in hetzelfde semantische verdomhoekje als Het Rund en Het Uilskuiken. Maar ik vermoed dat degene die de naam van deze prijs bedacht, hier weldegelijk over heeft nagedacht. De naam laat zich namelijk lezen als een waarschuwing.
Wie kreeg er ook al weer ezelsoren op de berg Parnassus? Juist, koning Midas. Koning Midas die graag ooit wenste dat alles wat hij aanraakte in goud veranderde. Totdat zijn wens in vervulling ging en hij ontdekte dat zijn magische handen ook eten en drinken in goud omtoverde, en zijn succesnummer hem dreigde uit te hongeren.
Ook voor de beginnende schrijver ligt dit gevaar op de loer. Bij alles wat hij meemaakt schuilt er in hem een roofdier, dat klaar staat voor de aanval, dat zich bij elke gelegenheid verlekkerd afvraagt of het misschien literair bruikbaar kan zijn. De beginnende schrijver wil de wereld met zijn alchemistische tengels vastgrijpen om in goud te veranderen. Het Gouden Ezelsoor is een waarschuwing: kroon jezelf niet tot koning Midas!
Want hoe zat het nu ook al weer met die ezelsoren? Eenmaal genezen van zijn gouden ziekte, leefde Midas in de bossen, als een zwerver, en wijdde hij zich aan de god Pan. Toen Pan het in een muziekconcours met zijn fluit, de Panfluit, opnam tegen de lier van de god Apollo, was koning Midas de enige in het publiek op de Parnassus die het spel van Pan verkoos bóven dat van Apollo.
Dat blijft niet onbestraft, zoals we allemaal hebben gelezen in de verzen uit Boek Elf van de Metamorfosen van Ovidius:

De god van Delos, die het niet verdraagt
Dat zulke stomme oren nog op mensenoren lijken,
Rekt ze naar boven uit, bedekt ze met een grijze vacht
En maakt de onderkant wat slap, zodat ze kunnen flapperen.
Verder blijft Midas mens, alleen dát lichaamsdeel krijgt straf
En zo heeft hij sindsdien de oren van een trage ezel.

Ziehier de tweede waarschuwing die de naamgever van het Gouden Ezelsoor aan debutanten wil meegeven: laat je niet verdoven door de aardse klanken van het succes, maar richt je op het allerhoogste. Blijf trouw aan Apollo.

In een oud Hollands spreekwoord: Een gouden zadel maakt geen ezel tot paard.
Dames en heren, vrienden en familie. Ik ben de Grafische Cultuurstichting bijzonder dankbaar voor deze lessen, en voel mij bevoorrecht deze eervolle prijs in ontvangst te mogen nemen.
Ik dank de jury, voor haar wijsheid. Ook dank ik de papiergroothandel met de romaneske naam Proost en Brandt, die zich als een van de weinigen in die branche ook bekommert om wat er op zijn product gedrukt wordt. Het lijkt een open deur, maar het is wel waar: zonder papier staat elke schrijver machteloos.
Machteloos zou ik ook zijn zonder de mensen die ik tot slot mijn dank wil betuigen. Uitgeverij De Arbeiderspers is het huis waar ik mij van meet af aan al bijzonder thuis heb gevoeld. In het bijzonder dank ik uitgever Lex Jansen, redacteur Arieke Kroes – beiden op dit moment op vakantie – en Peter Nijssen, die mij als het ware gescout heeft, en Elik Lettinga, thans de uitgever, bij wie toekomstige boeken beslist in goede handen zijn.
Tot slot bedank ik Maaike, zonder wie dit alles tamelijk zinloos zou zijn.
De periode na de verschijning van Art. 285b is in veel opzichten een bijzonder feestelijke geweest. Deze prijs – die een combinatie is van een juryprijs en een prijs voor het meer profane succes – kan denk ik beschouwd worden als een afrondende bekroning daarvan, en tevens de opmaat naar volgend werk. Dat niet lang op zich laat wachten. In oktober verschijnt het prachtboek Via Cappello 23.
Want het Gouden Ezelsoor is ook een aansporing om ijverig aan de slag te blijven en de status van de prijs eer aan te doen. Volgens Van Dale is het werkwoord ‘ezelen’ namelijk bargoens en het betekent zoveel als: ‘hard werken’.
(Aanzwellend applaus, links en rechts in het publiek pinkt iemand een traan weg, de schrijver maakt zich stilletjes uit de voeten om ergens zijn prijzengeld te gaan stuk slaan)

zaterdag 14 juni 2008

8e druk


Thans in elke erkende boekhandel, de zopas verschenen achtste druk. Paperback, € 12,50.
















donderdag 12 juni 2008

Rossini €195,-


Midden in de Hofvijver naast het Binnenhof is een podium in aanbouw. Vrijdag begint hier het Festival Classique. Onder de kastanjes bij bodega De Posthoorn blader ik alvast het programmaboekje door. Gulle mecenassen: Beleggersbank Alex, de AVRO, een injectie gemeentegeld…


De Festivalorganisatie houdt zich, zo blijkt, nu al voorbeeldig aan het nieuwe beleid van cultuurminister Plasterk (PvdA). Kunstinstellingen moeten meer de markt op, zegt hij in de Volkskrant. “Waarom betalen bezoekers aan Marco Borsato hun hele kaartje zelf, en bezoekers aan de opera maar eenvijfde?”


Festival Classique gaat enthousiast de markt op. Een tritsje aria’s: € 69,-. Een uurtje Chopin-préludes in De Witte: € 36,-. Openluchtconcert: € 31,-.

Ik blader terug, langs glimmende advertenties. “Ondanks de liefde en toewijding van generaties musici krimpt het bestaande publiek, en komt een nieuw publiek niet opdagen,” lees ik het voorwoord sombertjes mopperen.

Tsja. Hoe zou dat toch komen?

Aardig programmaonderdeeltje: Rossini-liedjes, voor alt, sopraan en piano. Alleen te boeken inclusief viergangendiner: € 195,-. Laat zo`n diner zeventig euro kosten. Moet een kleinbezet kamerconcertje honderdvijfentwintig euro kosten? Dit betekent dat de zaal er als volgt uit ziet: een grafpakkenzee van congresbadges, forenzen en visitekaartjes vol Engelstalige functies. Lekker op bedrijfuitje. Als ik Paolo Giacometti was, weigerde ik ook maar één noot te spelen.

Dit is een festival voor leaseautobezitters en anderhalf deftig echtpaar. Angstbeeld: zo gaat het hele culturele landschap ogen als Plasterk zijn zin krijgt: kort de subsidie, en verzakelijk de kunstsector.

Tegen het advies van de commissie-Sanders in, wil Plasterk iedere instelling een éven grote bezuiniging opleggen. Dat is geen beleid, dat is gemakzucht. Zo omzeilt de minister het om inhoudelijke keuzes te hoeven maken: gewoon de kaasschaaf over álle cultuur.

De minister zou het lef moeten hebben om te zeggen: we zetten het mes in al dat onbegrijpelijke conceptuele geklungel van ontspoorde kunstacademici. De fik in al die titelloze strontsculpturen , interactieve fietswielen en videootjes met wc-brillen als lijst. Dan kan zo’n festivalconcertje gewoon een tientje zijn.

Postmodernism is over, if you want it.

donderdag 5 juni 2008

Excellentie?


Dit najaar komt de VVD met een ‘betuttelingsindex’ voor dit kabinet. Het CDA is ze vóór, en presenteerde tijdens haar congres een lijst die identiek is. Op de titel na: ‘beschavingsoffensief’.
Alleen een wisseltruc van woorden? Welnee, van wereldbeeld! Het CDA zegt: de mens is van nature geneigd tot kontneuken in publieke parken, comazuipen en blowen. Verboden en sancties brengen beschaving.

Daar lacherig over doen is volstrekt terecht, temeer omdat het beschavingsgebrek ons land weldegelijk de vernieling in aan het loodsen is, en échte oplossingen dus dringend nodig zijn. Zo meen ik oprecht dat je de minister-president niet met jij aanspreekt, zoals jeugdvoorbeeld Ali B. eens deed.

De laatste column van Youp van ’t Hek gaf hoop. Minister Rouvoet wil dat we hem ‘excellentie’ noemen.

Ik vind dat zo gek nog niet. Maar doe het dan wel over de hele linie: de hoogleraar weer ‘professor’, de rechter ‘edelachtbare’, de kunstenaar ‘maestro’.

Alleen een wisseltruc van woorden? Welnee! Eén man noemde mij ooit elke ochtend maestro: de eigenaar van een bar in Rome, waar ik dagelijks zat te schrijven. Het effect: ik werkte er ijveriger.

Aanspreekvormen stimuleren niet alleen de beschaving van de aansprekers, maar ook van de aangesprokenen, die worden herinnerd aan hun taken. Steeds weer dwing je de hoogleraar tot wijsheid, de kunstenaar tot meesterwerken, de minister tot excelleren.
Wat was er van Picasso of Fellini terechtgekomen, als niemand af en toe eens maestro naar ze had geroepen? Wij zouden zeggen: doe maar gewoon, Pablo en Federico, dan doen jullie al gek genoeg.
Ik belde het ministerie van Jeugd en Gezin. Is de aanspreekvorm inderdaad terug? “Dat is echt onzin!” sputterde een woordvoerder. “André is juist helemaal niet gediend van formele poespas.”
Teleurstelling beving mij. André blijft dus André. Niemand zal in dit land ooit excelleren.
Toen ik Youp belde, gaf hij me toch weer hoop: “Ik heb het gecheckt bij iemand die vaak met de regering werkt. Hij steekt er zijn hoofd voor in het vuur! Nee, deze columnist gaat niet over één nachtje ijs!”